
Een leerlinge uit 6A sterft plots in de schoolrefter. Niemand kent de oorzaak. Tom, een klasgenoot, vindt het voorval verdacht. Hij bespreekt het met Maaike en de rest van de klas. Dan sterft Ilse, Tom's vriendin op dezelfde wijze. Spanningen, verdenkingen en angst stapelen zich op in de klas.
Dit was het eerste toneel dat ik schreef en dat ook effectief werd opgevoerd. Ik schreef het samen met Jan van Hout. Wat begon als een wild idee aan de toog van jeugdhuis Wollewei in Turnhout, resulteerde via verschillende schrijfsessies in een echt toneelstuk. Jan en ik ronselden enkele jongeren en jongvolwassenen om het op te voeren. Ik regisseerde, Jan produceerde. Omdat enkele acteurs afhaakten, belandden we uiteindelijk zelf op de planken bij de eenmalige opvoering.
Ik werk momenteel aan een herwerkte versie die hopelijk ergens in 2021 gepubliceerd kan worden.
Scene 2a
Iedereen zit in de klas wat te babbelen (achtergrond), voor de les Godsdienst. Tom gaat naar Ilse. Hij gaat bij haar zitten.
Tom (Stil) Hoi, Ilse.
Ilse zwijgt, reageert niet.
Tom Nog iets speciaals gedaan gisteren?
Ilse reageert nog steeds niet.
Tom Ik heb geen oog dicht gedaan deze nacht. … Het is ook zo stom. Gisteren zaten we nog met Elke … Verdomme.
Pauze.
LEES MEERTom Het is zo … Gewoon in de refter …
Ilse Tom, hou erover op.
Tom Maar het is toch waar. Het kan toch helemaal niet. Gewoon in de refter … voor onze neus. Dat is toch niet normaal.
Ilse Hou … (zucht) Het is gebeurd, OK?
Tom Ja, maar nee. Ik heb er de hele nacht van wakker gelegen.
Het is toch, het is toch niet normaal.
Ilse Het is gebeurd, hè?
Tom OK, het gebeurd. Maar het is toch … Verdomme, Ilse, voor hetzelfde geld zou het bij mij of bij jou …
Ilse Hé! Laat het, ja? Nu niet.
Tom Nu niet? Wanneer dan wel? Verdomme, Ilse …
Ilse Het is zo meteen les en dat is alles wat ik wil weten.
Tom Les? Hoe kan je je voor die les interesseren?
Ilse Niets interesseert mij nog! Niets?!
Tom Daar kan ik niet bij. Je kan toch niet doen alsof er niks gebeurd is? Het was toch jouw vriendin ook!
Ilse Het was mijn beste vriendin en nu is ze dood. OK? Ik wil er niet meer over praten.
Tom Godver… Ilse. Ik begrijp jou niet. Je beste vriendin is dood. En jij doet net alsof … God, alsof je je klasagenda vergeten bent. Het is gebeurd. Verdomme, Ilse, hoe kan je zo reageren?
Ilse Wat wil je dan dat ik zeg? Ze is dood. Er valt niks meer te zeggen.
Tom Vind jij het dan normaal wat er gebeurd is?
Ilse Nee, het is niet normaal.
Tom Dat probeer ik juist te zeggen, er klopt iets niet. Er zit iets fout.
Ilse Ze is dood, dàt is fout.
Tom Volgens mij is ze vermoord.
Ilse Zeg, Tom, zo is het goed. Hou erover op.
Tom Ja maar, Ilse, ik heb erover nagedacht en …
Ilse Zwijg, ik wil er niks meer over horen.
Tom Ja maar, kijk … volgens mij …
Ilse Verdomme, zwijg.
Ilse draait haar hoofd weg.
Tom (zucht) Goed. Goed. Ik begrijp jou niet. (zucht nog eens)
Wellens komt binnen. Tom gaat terug naar zijn plaats.
Wellens Goede morgen allemaal. Ik weet dat jullie na de tragische gebeurtenis van gisteren weinig zin zullen hebben om les te volgen. Dat is begrijpelijk. Ook ik sta niet te springen om les te geven. Maar - het klinkt cru om het zo te zeggen - we moeten door. Waarom, vragen jullie je nu af. Wat heeft een les, wat heeft een school nog voor zin nadat er zoiets gebeurd is? Op die vraag kan ik maar één antwoord geven : omdat het leven dat van ons eist.
Om dat antwoord te begrijpen, moeten we even terugkeren naar wat in de vorige lessen gezegd is. We hadden het over de betekenis van het leven. Over het verschil tussen ‘gewoon leven’ en ‘bewust, betekenisvol leven’. We hebben gezien dat de keuze voor het bewuste leven je meer mens maakt. Hoe past de dood nu in dit alles, Doet de dood geen afbreuk aan een bewust leven? Nee, beste mensen, helemaal niet. Integendeel. Dat is iets dat de hedendaagse, rationele en individualistische mens maar moeilijk kan begrijpen. Hij ziet zichzelf namelijk graag als fundament van de werkelijkheid. Ik als subject ben het belangrijkste. Er is maar één zekerheid. Ik besta. Geen wonder dat de dood de mensen afschrikt. We vinden onszelf zo groot, dat het zonde zou zijn om zoiets unieks te doen verdwijnen. We hebben angst voor de onzekerheid die de
dood meebrengt. Wat gebeurt er met ons nadien?
Bijna alle filosofen, van Plato to Heidegger, hebben hierover nagedacht. En iedereen formuleert andere mogelijkheden. Maar niemand heeft een sluitend antwoord. Het is nochtans erg eenvoudig. Het antwoord staat in het zestiende en laatste hoofdstuk van het Marcus evangelie, waar de verrijzenis van Christus wordt beschreven. Dat verhaal leert ons dat we niet zullen sterven, omdat we bemind worden door God. Let op, niemand kan dat bewijzen. Dat moet ook niet. We kunnen enkel hopen. Hopen is weigeren te zeggen : dit is het einde.
Om dat te kunnen moeten we verzaken. Verzaken aan de begeerte om onszelf tot elke prijs in leven te houden. Verzaken aan ons egoïsme. Verzaken aan ons egocentrisme. Die uiteindelijke verzaking, die hoop maak ons terug tot mensen. Ze schenkt ons het eeuwige leven. De angst voor de dood bestaat niet langer. Of, zoals Felix Timmermans het zo mooi uitdrukte :
INKLAPPENMet u zijn er geen verten meer
en alles is nabij
des levens aanvang glinstert weer
geen gisteren en geen morgen meer
geen tijd meer en geen uren
geen grenzen en geen muren
en alle angst voorbij
verlost van schaduw en van schijn
wordt pijn en smart tot vreugd verheven
hoe kan het zo eenvoudig zijn
hoe kan het leven hemel zijn
met u, o kern van alle leven